Twee Koninkrijken - 3

Niet alleen heeft het Koninkrijk van God een andere Koning dan de koninkrijken van de wereld, maar het heeft ook andere inwoners, een andere toekomst en het draait rond andere principes. Een van deze principes  waarom Gods Koninkrijk anders is dan dat van de wereld is de bereidheid om te dienen, in tegenstelling tot de drang naar macht.

Jezus zei: “Gij weet, dat de regeerders der volken heerschappij over hen voeren en de rijksgroten oefenen macht over hen. Zo is het onder u niet. Maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienaar zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, zal uw slaaf zijn; gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en Zijn leven te geven als losprijs voor velen.” (Mat.  20:25-28).

Wereldlijke overheden en organisaties zijn er om de macht, de autoriteit en de status. En wel op elk niveau, van de laagste overheidsbeambte  die zijn autoriteit ge(mis)bruikt in zijn omgang met jou, enkel maar omdat hij daartoe gemachtigd is – tot de hoogste beambte die zijn macht gebruikt om het hele land zijn wil op te dringen. Overheidsbeambten zijn verondersteld om de burger te dienen en in sommige landen worden ze zelfs “burgerdiensten” genoemd, maar we weten allemaal dat ze het publiek niet dienen maar dat de burgers de dienaars zijn van de beambten.

De samenbundeling van krachten naar de geest van wereldlijke organisaties is zichtbaar in hun structuren en hiërarchieën. Deze hiërarchieën bevatten vele niveaus en worden zeer duidelijk omschreven. Iedereen in de organisatie kent zijn stand en buigt voor zijn collega’s die een stap hoger staan op de ladder. Iedereen is op de hoogte van deze rangorde en het organisatieoverzicht toont duidelijk aan waar iedereen zich bevindt.

Deze rangorde is aanwezig in de titel en het salaris, en ook in de afmeting van het bureaumeubel, het kantoor en het tapijt. Iedereen binnen deze organisaties waakt angstvallig over zijn positie en de uitrusting en de aankleding die zijn status weergeeft. Deze manier van indeling is essentieel om de orde te handhaven in elke wereldse organisatie. Het bestaan van zo’n piramidestructuur  maakt dus duidelijk dat het om een wereldse organisatie gaat.

Dit soort hiërarchische structuur leidt tot een toestand waar men mekaar opvreet en iedereen scharrelt en vecht om zo hoog mogelijk op de ladder te klimmen. De waarde van een persoon wordt gemeten aan de hand van zijn mogelijkheden om op te klimmen, en de rang die hij bekleedt op die ladder. Het draait allemaal rond macht, status, positie en autoriteit.

Jezus’ discipels hadden deze principes geleerd van de wereld, alsook van de religieuze leiders van Israël.  Je vind deze gezindheid dus terug in vele van hun vragen en handelingen. De vraag wie van hen de grootste is staat voorop in hun denken. Sommigen van hen probeerden ten minste tweemaal in de wandelgangen te polsen naar de linker of de rechter zitplaats naast de troon van Jezus.  Tijdens het laatste avondmaal weigerden zij elkaars voeten te wassen omdat dat beneden hun stand was, en zelfs toen ze aan het laatste avondmaal zaten verzekerden ze zich er van dat iedereen op de juiste plaats zat, afhankelijk van hun veronderstelde superioriteit.

Tijdens menige gelegenheid probeerde Jezus hen toch te leren dat het Koninkrijk van God het tegenovergestelde is dan dat van de wereld. In Matteüs 18 vroegen de discipelen opnieuw wie de grootste is. Jezus antwoordde hen door op een klein kind te wijzen.  Twee hoofdstukken later (Matteüs 20) kwam de vraag terug, behalve dat deze keer Johannes en Jacobus hun moeder inschakelden om Jezus te paaien in hun voordeel.

Jezus’ antwoord is klaar en duidelijk dat Zijn volgelingen geen meesters moeten zijn en geen heerschappij moeten voeren. Integendeel, Zijn Koninkrijk  werkt geheel anders dan de wereld. In plaats van de grootste te willen zijn dienen Zijn volgelingen er naar te streven om de minste te zijn en in plaats van bazen en meesters te willen zijn behoeven ze dienaars en slaven te worden. In plaats van trots en pracht en praal, moet nederigheid, gebrokenheid en eenvoud de heersende houding zijn.

Dit niet naar idealistische verklaringen van Jezus, maar naar wat Hij zelf deed. Hij waste de voeten van de discipelen toen niemand anders dat wou doen. Alhoewel Hij de Koning der Heerlijkheid was, vernederde Hij zichzelf en gehoorzaamde tot aan de dood op het kruis. (Fil. 2:8). Jezus schuwde populariteit en roem. En hoewel het noodzakelijk was om mirakels te doen teneinde Zijn Goddelijkheid te tonen, deed Hij ze nooit om spektakel te brengen. Op het einde schreeuwde de massa voor Zijn kruisiging omdat Hij niet opkwam om hun politieke koning te worden. Israël verlangde een machtige heerser die autoriteit bezat, en ze wilden niet Diegene volgen Die gering en zwak was en Die hun dienaar werd.

Het verschil tussen de twee koninkrijken is niet onbelangrijk of academisch. Het gaat om de kern van de zaak. Dit is geen “goed om te hebben” -optie voor Christenen, het is de essentie van de wedergeboorte. Jezus zei “wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan” (Mat. 18:3).

Bijgevolg dient de volgende vraag te zijn: “wat met gemeenten en leiders die werken met de principes van autoriteit, hiërarchie en macht?” Het antwoord ligt voor de hand vind ik. Hiervan ben ik zeker: er is geen plaats in de gemeente voor hen die graag macht hebben en die meer bezorgd zijn om hun status dan om het vinden van mogelijkheden om de anderen te dienen. De uitdrukking “dienende leiders” wordt dezer dagen dikwijls uitgebannen. In veel opzichten zijn deze twee woorden onderling exclusief. Dienaars zijn geen leiders en leiders zijn geen dienaars. Dit is een persoonlijke keuze die elke gelovige en elke “leider” dient te  maken. Is het jouw bedoeling om te zien hoe hoog je kan gaan, of is het om te zien hoe laag je kan gaan? Gaat het er om een leider te zijn, of om een dienaar te zijn?
 
Spijtig dat vele mensen in staat zijn om elke kleine daad van dienstbaarheid om te zetten in een machtsspelletje. Hiermee geven ze duidelijk aan dat ze niet geschikt zijn voor Christelijke dienstbaarheid. Nog meer jammerlijk is het feit dat het gros van het Christendom misleid is om te geloven dat predikanten die zich het meeste aanstellen en de meeste autoriteit, status en titels vertonen,  de grootste zijn in Gods Koninkrijk.  Volgens Jezus zijn zij de laatsten, mochten ze al in het Koninkrijk geraken!

Ik hoop dat je kunt zien dat geen enkele wereldse overheid deze principes kan toepassen, vooral omdat zelfs de gemeente er in faalt. De enige manier waarop dit kan werken is als er een krachtig en dramatische ommekeer gebeurt in de harten van elk individu  die wil deelhebben aan zo’n Koninkrijk. Om die reden zal elke poging om Gods Koninkrijk te vestigen op politiek niveau, falen. En elke poging om het Koninkrijk van God te vestigen door middel van populariteit, macht, autoriteit,  dwang en het zwaard zal niet het Koninkrijk van God bewerken, maar weer een ander koninkrijk van de mens.

   (Wordt vervolgd)